Geloven

Geloven
Wij leven in een tijd waarin een zielloos paradigma de grote massa's gevangen heeft. De adepten van dit vilein en onderhands aangenomen droge en wetenschappelijke wereldbeeld waarin slechts meetbaarheid nog heilig is, hebben de oorlog verklaard aan geloven. Los van in welke context u dat doet, geloven is getuigenis van retrograde zwakzinnigheid, aldus het alwetend orakel der wetenschap. Geloven wordt gezien als een kwaad, omdat de gelovigen zich moeilijk laten sturen door de infantiele en arbitraire ingevingen van zittende machthebbers. Iemand met een innige overtuiging of oprecht geloof behoeft slechts verantwoording af te leggen aan zijn eigen geïnternaliseerde ethiek of aan het hogere waaraan hij zich onderwerpt, en niet aan de staat. Dit is exact waarom totalitaire regimes uit het verleden het geloven in elke vorm anders dan het voorgeschrevene, trachtten te verbannen en met ijzeren vuist te pletten.
Hoezeer de moderne maatschappij zich ook tracht af te keren van alles wat ook maar een zweem van geloof vertoont, de voyante ironie is dat diezelfde maatschappij wordt gedefinieerd door wat men in die maatschappij gelooft. En zoals na het verstrijken van millennia, archaïsche monumenten eroderen door blootstelling aan de elementen, zo zijn de kathedralen van over honderden jaren zorgvuldig opgebouwde wereldbeelden en zelf-overstijgende waarden geërodeerd. Het collectief morele, spirituele en transcendentale landschap is verworden tot een woestijn. Men gelooft in niets en is zonder spirituele aspiraties verdoemd tot een droog consumeren van het leven waarbij men zich tussen eten, slapen en copuleren, slechts nu en dan kortstondig kan verwonderen over een wetenschappelijke noviteit van het een of ander. Men is blind voor de onpeilbare diepte en schoonheid der dingen die zich onder het mechanistische fineer bevinden.
Koude, kille feiten hebben de persoonlijke verantwoording tot het hogere verdrongen, en de wetenschap is tot een zuiver mathematisch equivalent van god geëvolueerd. Alsmaar klinkt de mantra dat alles meetbaar moet zijn, dat er bewijs moet zijn. Normen en criteria zijn de nieuwe geboden. Normen en criteria die voor eeuwig extern van ons zullen zijn en evenzo eeuwig bruikbaar zullen zijn voor de demagogen die het door de massa dogmatisch rekwireren van normen en bewijs immer benutten om de stuurloze massa richting te geven. De verheven bestuurlijke clique die zichzelf tot de hoeders van de haute culture hebben geproclameerd, weten immers wat het beste is voor het plebs. Zij zijn het hoogste, en de zwakhoofdige massa dient niets boven hen te stellen.
De geest die louter vertrouwt op externe confirmatie van de innerlijke werkelijkheid is op eigen verzoek gekneveld. Men prijst de ketenen waarmee deskundigen en experts hen hebben gebonden en verkwanselt de onbedingbare vrijheid die de gestilde en nederige geest verschaft. Een geest die durft te geloven. Een geest die zich ontworstelt aan wilsovereenstemming en unanimiteit, en zich slechts laat leiden door aspiratie en ontplooiing. Zoals een ontplooid zeil een zeilschip vaart geeft, zo begaat men met een ontplooide geest niveaus van het bestaan die anders ontoegankelijk zouden zijn geweest. Net als een schip zonder zeil haar potentie niet benut, zo benut men het bestaan niet optimaal met een geknechte geest. Men kan simpelweg het leven niet ervaren door de ogen van een ander, en immer vertrouwen op het buitenzintuiglijke is een val in plaats van een uitweg.
Het frigide machinale wereldbeeld dat een onbedoelde aardbol in een onbedoelde uithoek van het universum als ondienstig theorema propageert, manifesteert in de geest eenzelfde leegte die zich ook tussen de sterren in het onmetelijk hemelruim bevindt. Een absoluut spiritueel vacuüm. De berusting in het idee dat niets van al enig doel dient resulteert erin dat men zonder een idee van afrekening slechts bestaat in koude berekening. Dit maakt blind voor de daadwerkelijke wonderen der aarde. Deze manier van zijn is als het aanschouwen van de golven van de zee, waarbij het onbeschrijfelijk rijke oceaanleven onder de zeespiegel buiten de perceptie blijft.
Het vermogen om de ongeketende geest de onverkende regionen van het zelf te laten verkennen en zich te vleien voor het hogere, is als een val in die oceaan waar men terstond tot de ontdekking komt dat zich immer een veelvoud aan schoonheid heeft bevonden in die regionen van de geest en de natuur die men, geknecht door een mesquin en werktuigelijk wereldbeeld, niet gewaarworden kon.
Het blind vertrouwen op de vaststelling van de werkelijkheid door externe autoriteiten leidt ertoe dat wanneer men bijvoorbeeld een vlinder aanschouwt, men slechts in de veronderstelling kan zijn met een fraai gekleurd insect van doen te hebben. Wellicht kan men zich nog verwonderen over de metamorfose van rups tot vlinder. Maar van het besef dat de vlinder geanimeerd wordt door dezelfde titanische krachten die sterrenstelsels vormen en zonnen verpulveren, blijft men verstoken. En men raakt niet beroerd door het onmetelijk wonder dat in het tengere en van zeer gering formaat zijnde lichaam van de vlinder, alle mechanismen en organen zich bevinden die het levensvatbaar maken.
Hoe kan men zich ook verwonderen over het leven als men leeft in de overtuiging dat ongeleide willekeurige processen de grondslag zijn van het leven? Als er geen intentie en geen bezieling is, rest er slechts het koude product van een kansberekening. Als men daarentegen in alle aspecten van de schepping de signatuur van de schepper gewaar kan worden, kan men zich niet langer onttrekken aan de volmaaktheid die de schepper in zijn werk heeft gestoken. Men verwondert zich immers ook meer bij de meesterlijke schilderkunst van Vermeer, Hals of Rembrandt, dan bij een abstract werk waarbij de verf willekeurig tegen het canvas is gekwakt. Men voelt immers slechts ontzag bij de welhaast perfect aangebrachte schilderkunst van de Hollandsche meesters, en slechts een apathisch observeren bij abstracte en willekeurige kledder. Ook al zou eruit willekeurig tegen het doek geworpen verf een perfecte Nachtwacht ontstaan, men blijft ongeroerd door het willekeurige proces. Willekeurige orde uit chaos kan slechts kortstondig verbazen, intentie en bezielde creatie kan inspireren. De mens als schepper voelt verbondenheid met andere scheppers, niet met willekeur en zielloosheid. Het ambacht en het vakmanschap van oprechte scheppers boezemen eerbied in door de intentie en moeite die er is gedaan door de schilder. Willekeurige orde is als abstracte kunst, en is verdoemd slechts tot duiding te komen door een verhaal. Creatieve expressie van meesterschap met de intentie de perfectie van de schepper te benaderen, wordt door de aanschouwer geïnternaliseerd en abstractie moet worden geduid of toegelicht door een externe werkelijkheids-vaststellende autoriteit.
Als men in de onpeilbare complexiteit van deze realiteit slechts willekeur waarneemt, laat dat de ziel onberoerd. Wanneer men de geest laat gaan en openstaat voor de wonderen der schepping, wordt men niet alleen geraakt door de schoonheid van die schepping maar ook van het oneindig intellect van het scheppende.
In tegenstelling tot de stereotypering van mensen met een metafysische inborst als zijnde bijgelovig, geborneerd of dogmatisch door diegenen met een mechanistisch wereldbeeld, is het voor de gelovige juist een bevrijding de opgelegde voorgekauwde versie van het bestaan te verwerpen. Het brengt weer een geloof in persoonlijke verantwoordelijkheid. Het verheft weer het belang van moraliteit en van een begrip van zeden en onzeden. Dit zijn verre van zelf opgelegde beperkingen; Het bevrijdt men van het idee dat er andere stervelingen zijn die beter weten hoe te leven dan dat men dat zelf weet. Het verruilt het collectief opgedrongen moreel kompas voor een persoonlijke koers congruent met de verwachting uiteindelijk licht van geweten naar gene zijde over te steken. En het bevrijdt men van een basale hedonistische platheid die in plaats van bevrijdend, ontzettend en onoverkomelijk repressief is. Men is immers voortdurend op zoek naar bevrediging van de lusten. Een voortdurende zoektocht naar een vluchtige stilling van het temet onstilbare, daar slechts oprechte verwondering en introspectie de dierlijke impulsen kunnen temmen. Bij het uitblijven van verruiming van de geest zal het lichaam immer een gekmakende kooi zijn welke de ziel tot slechts het zijn van passagier verdoemt.
Een verwonderd en vrij mens daarentegen, knielt voor het hogere en leeft met het besef dat het doel van het leven is met een licht en zuiver hart heen te gaan. Dat wanneer wij aan het eind van het aardse bestaan ons ontdoen van onze vleselijke schil en naakt in de schepping staan, dat wij het licht van de schepper kunnen verdragen.