Het Leven

10-03-2025

Het moderne Westerse denken is zo vervuld van het idee dat het leven heilig is, maar een evaluatie van dit denken is op zijn plaats, aangezien de mens zich geenszins houdt aan dit idee.

Is het leven daadwerkelijk heilig, en waaruit zou dat dan blijken? Dat is de vraag die we onszelf moeten stellen. In een koud, evolutionair en onbedacht universum is er geen enkel aanknopingspunt voor een idee over goed en kwaad. In die context kan er dus ook geen heiligheid zijn, immers, heiligheid veronderstelt een hogere macht die verongelijkt kan worden door ontheiliging. Bij afwezigheid van zo'n hogere macht valt de discussie over de heiligheid van leven dus dood. Het is alleen in de context van een denkwijze binnen het Neo-Platonische model—dat wil zeggen: alles in de werkelijkheid speelt zich af in de geest van een scheppende kracht—dat we een vruchtbare discussie kunnen voeren over de heiligheid van het leven.

Ik ben er heilig van overtuigd dat de werkelijkheid zijn grondslag vindt in een scheppende kracht, een ultieme werkelijkheid. Om verre te blijven van de eeuwenoude discussie over Idealisme versus Materialisme nemen we nu voor waar aan dat de werkelijkheid idealistisch is. Binnen het kader van een werkelijkheid die in akkoord met de wensen van het scheppende is geschapen, kunnen we wel een vruchtbare discussie voeren over de veronderstelde heiligheid van het leven.

De werkelijkheid ontvouwt zich voor ons langs duidelijke patronen en regelmatigheden. In ogenschouw nemende dat dit dus in de geest van de schepper gebeurt, kunnen we niet anders concluderen dan dat de aard van de geest van het scheppende zich tot uiting brengt in de aard van het geschapene. Dat wil zeggen: de regelmatigheden die we ontdekken in de werkelijkheid zijn in hun grond een logica van de scheppende geest. We kunnen dan ook veronderstellen dat het scheppende de werkelijkheid zo heeft gecreëerd zoals zij zich aan ons openbaart, omdat deze zich logischerwijze niet anders had kunnen voordoen. Doordat de geopenbaarde regelmatigheid van de schepping dus een directe afspiegeling is van de wensen van het scheppende, kunnen we daar veilig een aantal conclusies uit trekken. Voor ons is dus met name interessant wat er over de kwaliteiten van het leven te ontwaren valt binnen de aan ons geopenbaarde werkelijkheid.

Teneinde een antwoord te vinden op onze vraag moeten we eerst kijken naar hoe het leven als fenomeen is geplaatst in de schepping. Hierover kunnen we helder zijn: het leven is een tomeloze neiging tot zelfontplooiing van al dat levend kan worden genoemd. Elk organisme toont hierin dezelfde kwaliteit. Het is boven alles op zoek naar een plek in de wereld en, zodra de omstandigheden dit toelaten, naar het voortbrengen van nageslacht. Het leven is in dermate een stuwing van vitale energie dat we kunnen stellen dat het scheppende het leven niet zo'n prominente rol had toebedeeld als het niet de wens had om het leven als fenomeen zo te plaatsen in de werkelijkheid.

Kunnen we dan stellen dat het scheppende het leven als heilig beschouwt? Nee, het scheppende heeft geen waardeoordeel over zijn eigen creatie. Heiligheid is een kwaliteit die wij als schepsels toebedelen aan een fenomeen dat wij niet in zijn volledigheid kunnen bevatten, aangezien wij niet het juiste perspectief hebben. Dit heeft alleen het scheppende. De mens kan heiligheid toebedelen aan dingen omdat hij in die dingen de aard van het scheppende herkent. Maar ik wil stellen dat het erkennen van heiligheid aan individueel leven te ver gaat. Dit is dus iets anders dan de heiligheid van het leven als geheel.

Voor zover we de wil van het scheppende kunnen aflezen aan de gedragingen van het leven in zijn geheel, kunnen we niet stellen dat er dan automatisch een heiligheid is van individuele levens. Het scheppende waardeert het leven in toto, maar in de schepping zien we ook de dood. Vele schepsels vinden de dood in de kaken van een ander. Het feit dat er in het fenomeen leven een noodzakelijke vernietiging is van individuele levens, duidt erop dat het scheppende het nodig acht dat het zwakke en het oude door het leven zelf vernietigd worden. Individuele levens zijn dus niet onmisbaar voor het scheppende, en daarom kunnen wij er geen heiligheid aan toekennen.

We moeten dus concluderen dat het scheppende zich aan ons toont in de voortdurende cyclus van leven en dood, van geboren worden en sterven. Van atomen tot sterrenstelsels: alles is gebonden aan de vlam van het scheppende. Het leven is daarom heilig in zijn geheel, als verzameling van alle levende schepselen, en een individueel leven kunnen we niet als heilig kwalificeren. De mens hecht op emotionele gronden natuurlijk wel waarde aan zijn directe omgeving, en dat is ook terecht. Dit is echter een ander vraagstuk dan de vraag die we hier in deze tekst pogen te beantwoorden.

Voor het scheppende maakt het niets uit of hele volksstammen van de aardbodem verdwijnen. Het scheppende is alleen geïnteresseerd in het voortduren van het leven in zijn geheel, in de eeuwig draaiende molen van leven en dood. Een volk heeft dus de keuze: ofwel men kiest voor een vitalistische wijze van bestaan en probeert zichzelf te richten naar de aard van het leven zoals zich dat aan ons openbaart in de natuur, of men kiest een koers weg van de wens van het scheppende en zal sterven omdat men tegen de wil van het scheppende ingaat. Het scheppende toont ons dat we de vitalistische koers moeten gaan, en iedereen die dat in de weg staat zal moeten wijken voor het voortbestaan van ons volk.



Fryske Filosoof © Alle rechten voorbehouden 2019
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin