Taal en Isomorfisme

04-01-2024

"De fouten dy't de beweging oan't nou ta makke hat, binne mien ik, ek typysk fouten fan ús ûnwiere kultuer. Bygelyks, whet ús letterkinde oanbilanget, mei it doel dochs nea wêze, sa as ús kultuer leart, en sa as de Jongfryske mienskip in tiidlang propagearde, l'art pour l'art, de bloei fen de Fryske letterkinde ef kultuer op himsels, mar kin inkeld wêze de bloei fen de Fryske letterkinde as tsjinneresse fen de Fryske folksmienskip." J van der Goot

Taal is symbolisch. Onze moderne Westerse maatschappijen zijn vaak te betrappen op meesmuilend in het vuistje te lachen bij het zien van eenvoudige archaïsche geschriften die doormiddel van symbolische tekens als Runen, Hiërogliefen, of spijkerschrift hun informatie duiden. Men verkneukelt zich dan om de, ogenschijnlijke, simpliciteit van de geschriften van onze verre voorouders. Men is onbewust van het feit dat onze taal nog immer zuiver symbolisch is. Taal is een kaart van de werkelijkheid. Net zoals een goede kaart het terrein en haar kenmerken accuraat weergeeft om zinvol te zijn, zo moet taal een accurate symbolische reflectie zijn van de werkelijkheid. Taal moet dus, zogezegd, isomorfisch zijn met de werkelijkheid om een zinvolle functie te vervullen.

Taal is dus in zijn essentie metafysisch, omdat het immer slechts de werkelijkheid kan beschrijven, maar haar nooit zijn.

De Friese taal, is net als alle talen, een voortvloeisel van ouder, reeds uitgestorven talen. Het is een nazaat van het Germaans, maar deelt kenmerken met het Engels die het onderscheiden van andere Germaanse taalfamilies. Nog steeds deelt het Fries vele overeenkomsten met de Scandinavische talen, het Duits, en het Engels. Zelfs het IJslands, dat al meer dan duizend jaar vrijwel onveranderd is gebleven, kent nog raakvlakken met het Fries, met dank aan de gedeelde Germaanse voorgeschiedenis.

Het Fries is, net als de meeste talen, een levende organische taal geweest die grote veranderingen heeft doorgemaakt. De Friezen waren als folk al bekend bij de Romeinen die alle volkeren boven de Rijn als Barbaars bestempelden. Het Friese volk heeft dus een millennia oude connectie met de grond waarop ze leven.

De conventionele opvatting van de geaccepteerde chronologie, verteld ons dat rond 500 voor Christus de Friese cultuur is ontstaan. Het bouwen van terpen is tot die periode terug te voeren, en men neemt aan dat de Friese cultuur toen zijn begin had, hoewel er natuurlijk nooit een exacte start van een cultuur valt aan te wijzen.

We spreken in deze periode van het Archaïsch Fries, en deze periode duurde tot 1100 AD. Er wordt aangenomen dat er een vroege vorm van Fries gesproken werd, er zijn echter geen bronnen die inzage zouden geven in de vroege vormen van het Fries.

Vanaf 1100 tot 1575 ontvouwt zich dan de periode van het Oud-Fries. De eerste overgeleverde Friese bronnen stammen uit het begin van deze periode. Het zijn vooral wetsteksten en juridische geschriften. Kenmerkend is dus dat Het Fries als officiële taal in de instituten werd gesproken. Iets waaraan met de komst van de periode van het Middel-Fries een einde zou komen.

Vanaf 1498 stelde hertog Albrecht van Saksen het Nederlands als bestuurstaal in. Hiermee werd het Fries voornamelijk een gesproken taal en werd er weinig meer in het Fries op schrift gesteld. Iets wat tot circa 1800 zo zou blijven, hoewel er al wel een aanloop was al in de 17e eeuw met de werken van Gysbert Japicx. Met hem is de start van een wederopbloei van het Fries tot uiting gekomen.

Vanaf 1820 spreek met dan het Nieuw-Fries, welk in een gestandaardiseerde grammatica en spelling is gevat. Het heeft echter tot na de tweede wereldoorlog geduurd voordat er een echt bloeiende Friese literatuur zou ontstaan. Voornamelijk omdat voor de tweede wereldoorlog, en het ontbreken van enige industrialisatie, de enige boeken in het bezit van een gemiddeld Fries gezin een bijbel en een psalmenboek waren. Grote delen van Friesland gingen lang gebukt onder abjecte armoede, en de geletterdheid was laag.

Het Fries heeft echter hardnekkig weerstand geboden aan alle invloeden die er door de millennia heen druk op uitgeoefend hebben, ook al zijn de Friezen cultureel aan vele veranderingen onderhevig geweest.

De bestuurstaal is in Friesland met verschillende bezetters veranderd, maar omdat het vooral op het platteland gesproken werd is het een levende taal gebleven. Er is van oudsher dus al een klasse onderscheid in het spreken van het Fries. Dit is tot op de dag van vandaag het geval, waar in de grote Friese steden het spreken van het Fries als boers wordt ervaren, en de plattelanders de stedelingen als "kak" beschouwen.

Waar het Nederlands ernstige vervuiling van het Engels ondervindt, is er bij het Fries geen reden tot paniek, wat op zich opmerkelijk is omdat het Engels en het Fries zeer nauw verbonden zijn. Het "inbouwen" van Engels wordt door veel Friezen als overmatig populair doen ervaren.

Wellicht zijn de oude wortels van het Fries te sterk en is er een grote metafysische verbondenheid met het landschap, die de taal, net als de terpen beschermen tegen de zee, de taal beschermen tegen overstromingen van andere talen.

Zoals in de openende paragrafen al reeds aangegeven, is taal een symbolische representatie van de werkelijkheid en daarom is het landschap waarin een taal zich ontwikkeld van enorme invloed op die taal. Elk volk zal een taal ontwikkelen die isomorfisch is met hun omgeving. En zo zal dus een taal de specifieke geografische omstandigheden reflecteren die weerspiegelen wat er voor de prekers belangrijk is.

De Friezen leefden in een moeras en rivierdelta gebied, met op de droge gebieden veeteelt. Ze waren een zeevarend volk en waren dus immer verdacht op de weersomstandigheden. Dit heeft tot op de dag van vandaag zijn sporen in de Friese taal nagelaten. Het Fries kent een grote verscheidenheid aan woorden met betrekking tot het weer.

Near, damp, dizich, brodzich, soel, kliemsk, zijn slechts een kleine greep uit de weer-gerelateerde vocabulaire die er isomorfisch met het landschap is ontstaan.

Het Fries volkslied, hoewel niet van grote ouderdom, bezingt dan ook de eerzame grond van het Friese land, het bruisen van het Friese bloed, roept op tot voorouderverering, en representeert het Friese volk als een boom waaraan elk nieuw Fries kind een nieuw vers blad is.

En zo een mens zijn bestaan te danken heeft aan zijn voorouders, zo ook heeft hij van zijn voorouders een verbale en schriftelijke symboliek meegekregen om de wereld om hem heen mee te duiden. Een taal die al honderden jaren en generaties her, de metafysische interpretatie van de werkelijkheid en de ware werkelijkheid, met elkaar vervlochten heeft. De taal draagt dus de echo van de voorouders in zich. Zoals het bloed de verwantschap doorgeeft, zo geeft, op zielsniveau, de taal de verwantschap door. Dezelfde taal willen spreken als je voorouders is dus een directe vorm van voorouderverering.

De Friese cultuur is helaas, net als het hele West Europese volk, slachtoffer van de desintegrerende invloeden van de moderniteit. En hoewel het Fries een goede rechtspositie heeft, wordt er toch steeds minder Fries gesproken. Dit heeft mede als oorzaak dat het mechanistische, materialistische wereldbeeld de voorouder onnodig maakt. Als alles terug te voeren is op DNA en haar code, wat doet dan metafysica ertoe? Men is taal als iets zuiver instrumenteels gaan zien, want "als we elkaar maar verstaan." In de moderniteit is er geen heiligheid en de voorouder is zowel fysiek als metafysisch dood.

Men is dus cultureel totaal van de natuur en volk afgesneden, en een groot deel van deze verwijdering is toe te schrijven aan de talen die hun intrede doen en niet meer de isomorfische kwaliteit bezitten welke generaties lang de werkelijkheid van het landschap op intieme wijze representeerde aan het volk dat haar leven daarin volbrengt. De intrede van vreemde talen is de vernietiging van de diepe metafysische relatie die het volk honderden jaren heeft onderhouden door middel van haar eigen isomorfisch symbolisme.

Toch gloort er in de Restanten van Magna Frisia nog steeds hoop op een opleving van de Friese identiteit en daarmee ook een terugkeer naar de taal en de relatie met het Friese landschap. Veel Friezen op voornamelijk het platteland, voelen wel degelijk het wegebben van de vaste oevers onder hun bestaan. De oevers zijn inmiddels zover afgekalfd, dat men zich drijvende voelt op het cultuur-nihilisme dat nu als een kanker alle waardevolle culturen in Europa verteerd. Er is merkbaar een onuitgesproken wens tot de herdefiniëring van het "wij" zijn. Tot het openlijk benoemen dat we een volk zijn met een rijke diepe geschiedenis en een identiteit welke noch immer doorklinkt in de kusten, bossen, weides, en wateren van ons territorium. Meer en meer is er de roep ons af te keren van de gezalfde elites in Den Haag en klinkt er de roep om autonomie voor de provincie, cultuur en taal.

Taal is dus letterlijk en figuurlijk een front in de cultuuroorlog en een volk dat terug wil grijpen op de sterke wortels die het nog kan opdiepen, zal met het innemen van het bolwerk van de oude taal van de voorouderen een ongekend sterke positie innemen.

Zoals van der Goot in het openend citaat al aangeeft, taal is de dienares van het volk. Het is de onmisbare schakel tussen het werkelijke en het onwerkelijke, het aardse en het magische. Het heeft dus geen zin veel energie te steken in het doen opbloeien van alleen de Friese taal. Er moet eerst een volk zijn dat zich ook een volk voelt, eer dat er weer een cultureel ontluiken plaats kan vinden.

Fryske Filosoof © Alle rechten voorbehouden 2019
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin